Bronnen bij Meritocratie: psychologen

Ook in de psychologie bestaat een afkeer van de bèta en zijn mentaliteit. Want naast zijn capaciteiten in abstract denken, heeft de bèta nog een aantal andere kenmerken die hem als groep onderscheidt van de overige bevolking. In feite kent iedereen die al, zoals iedere student een tafeltje bèta's zonder moeite onderscheidt van een tafeltje psychologen. Onderstaand een artikel uit psychologische kringen, dat de verschillen nog eens benoemt, de afkeer van psychologen en andere schetst (hoewel natuurlijk in neutrale termen geformuleerd), en laat zien dat de bèta's juist veel extra's te bieden heeft ten opzichte van alfa's en gamma's, zodra het over inhoudelijke en moeilijke zaken gaan (Psychologie Magazine, februari 2006, door Anne Pek):
  De verborgen krachten van de binnenvetter

Introversie

In onze westerse samenleving zijn energieke, goedgebekte, flexibele en sociaal ingestelde mensen in het voordeel. Maar dat wil niet zeggen dat er iets mis is met minder brutale types - integendeel. De kracht van de introverte persoonlijkheid.


... Arme introverten. Ze hebben wat je noemt een imagoprobleem. Dat bleek ook al tijdens het proces tegen de moordenaar van Pim Fortuyn. Rond het einde van de rechtszaak signaleerde journalist en psycholoog Hendrik Jan Schoo in de Volkskrant dat de algemene afkeer van Volkert van der G. meer met zijn karakter dan met zijn daad te maken leek te hebben: 'Zijn introversie, zijn kilte, geslotenheid, woord loosheid bijna, gebrek aan vertoon van "doorleefde" emotie maakten hem pas echt verdacht.' Koren op de molen van Marti Olsen Laney. Volgens deze Amerikaanse psychologe zitten introverten in het verdomhoekje van de samenleving. Ze schreef er een boek over, dat eind vorig jaar in Nederlandse vertaling verscheen: Het introverte type. Hierin bindt ze de strijd aan met alle vooroordelen die introverten aankleven. Bijvoor-beeld dat ze op het sociaal gestoorde af verlegen zijn, en passief, koud en ongrijpbaar.
    Al die dingen zijn introverten volgens Laney niet, of in ieder geval niet per definitie: ze zijn alleen maar minder babbelziek, opgefokt, amicaal en direct dan extraverten. En omdat die laatsten volgens haar maar liefst 75 procent van de bevolking uitmaken, wordt het gedrag van de introverte minderheid als vreemd opgevat. ...

Niks mis met reflectie
Maar of ze nou 22,4 procent, een kwart of 34 procent van de bevolking uitmaken, introverten blijven een minderheid. Mét de bijbehorende minderhedenproblematiek. En daaraan hoopt Laney met haar boek iets te doen. Vooral door de introverten zelf een hart onder de riem te steken. Er is niets mis met hen, is haar boodschap: 'Ze zijn alleen maar introvert.' En dat is niet zomaar een opmerking. Want in onze westerse samenleving is de extravert het ideaal: de energieke, goedgebekte, competitief ingestelde persoonlijkheid die graag met anderen verkeert en de aandacht moeiteloos van de ene bezigheid naar de andere verlegt. Mensen die gesteld zijn op rust en reflectie lijken niet helemaal van deze tijd.
    Dat ze desondanks best tevreden kunnen zijn met zichzelf, is voor velen dan ook moeilijk denkbaar. Bijvoorbeeld voor sociaal-psycholoog David Myers. Begin jaren negentig stelde die in zijn boek The pursuit of happiness (1992) zelfs dat introverten minder gelukkig zijn dan extraverten.
    Kunsjt, is daarop Laneys reactie. Wanneer je in een onderzoek mensen laat reageren op stellingen als 'ik vind het prettig om me in gezelschap te bevinden', en vervolgens degenen die laag scoren als ongelukkig bestempelt, zijn introverten per definitie losers. Hun geluk zou tot uiting komen bij een heel ander soort uitspraken, zoals 'ik ken mezelf' of 'ik ben vrij om mijn eigen weg te volgen'. Maar, schrijft Laney verontwaardigd: 'Zulke stellingen vind je niet terug in Myers' onderzoek, dat haast wel móét zijn opgesteld door een extraverte persoonlijkheid.'

Stille deugden
Tijd dat de introvert een positieve pers krijgt, vindt Marti Olsen Laney dan ook. Zoals de ondertitel van haar boek, Een stille kracht, al aangeeft: volgens Laney biedt haar 'afwijking' - want de psychologe onderstreept keer op keer dat zijzelf ook introvert is - een hele reeks voordelen. 'Introverten hebben zoveel te bieden: hun talent om heel diepgravend op onderwerpen in te gaan, een helder overzicht van de gevolgen die bepaalde veranderingen voor alle betrokkenen hebben, het vermogen om goed te observeren, de neiging om verder dan de reguliere kaders te denken, de moed om minder populaire beslissingen te nemen en de kracht om de wereld een tikkeltje langzamer te laten draaien.' En 'de' introvert heeft meer mooie eigenschappen. Zoals daar zijn: een goed langetermijn-geheugen, het talent om zich langdurig op één ding te richten, een aangenaam gebrek aan leugenachtigheid en opvliegend-heid, het vermogen diepe vriendschappen te onderhouden, goed kunnen luisteren en niet altijd zelf aan het woord hoeven zijn.
    Dat zijn deugden die altijd en overal van pas komen, en het verbaast dan ook niet dat Laney de evolutiebiologie erbij haalt om het maatschappelijk nut van de introvert te onderstrepen. De aanwezigheid van een paar van die bedachtzame persoonlijkheden maakt de overlevingskans van elke menselijke gemeenschap groter. Extraverten zijn de jagers, de veroveraars, de stamleden die staan te trappelen om dat onbekende gebergte over te trekken; introverten zeggen dan 'zou je dat nu wel doen' en zorgen ervoor dat de tocht goed gepland wordt.

Ook nog genoemd in het artikel de punten waarin de bèta's zich positief onderscheiden:
-  putten energie uit hun innerlijke wereld.
-  kunnen goed luisteren en denken na voor ze iets zeggen.
-  hebben een goed langetermijn-geheugen.


Naar Meritocratie , of site home .

23 mrt.2006